Scheur ik haar heel hard voorbij.
Maar ze ziet me niet,
Ze ziet me niet.
Soms vertel ik hardop grappen, {oho}
Die zij alleen, zou kunnen snappen. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Heeft ze op school een vraag niet door, {oho}
Dan fluister ik het antwoord voor. {oho}
Maar ze hoort me niet,
Ze hoort me niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ik stop briefjes in haar jas, {oho}
Als ze die nou maar eens las. {oho}
Maar ze leest ze niet,
Ze leest het niet.
Ik schrijf haar naam op alle muren, {oho}
Van haar huis en bij de buren. {oho}
Maar ze leest het niet,
Oh, ze leest het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Soms ga ik heel dichtbij haar staan {oho}
En raak ik haar voorzichtig aan. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Ze voelt het niet.
Dan doe ik of ik nukkig ben, {oho}
Zielig, ongelukkig ben. {oho}
Maar dat voelt ze niet,
Oh, Ze voelt het niet.
Ref.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Toen keek ze me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Toen heb ik haar gezegd: we lopen niet meer met elkaar.
Ze keek me aan en zei: wat doe je raar.
Waar heb je het over? Het was niet eens aan.
Toen liep ze door en heeft me laten staan.
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}
Ze ziet me niet, {oho}
Ze hoort me niet, {oho}
Ze leest het niet, {oho}
Ze voelt het niet. {oho}